De boog tussen het
koor van een kerk
en de rest - het
schip,
of de
viering
als die er is - heet de triomfboog.
Niet zelden wordt deze rijk gesierd met schilderingen, maar de vergelijking met de
triomfboog als gedenkteken
is niet overtuigend genoeg om die als naamsverklaring te aanvaarden.
In veel romaanse
kerken wordt de zijwaartse druk van de zware triomboog deels opgevangen door een
trekbalk,
die dan ook triomfbalk
heet. Mooi is zo'n praktische oplossing niet, maar daar valt wat aan te doen.
Wanneer je er de twaalf apostelen op schildert, dan heb je een
apostelbalk.
Maar de aandacht wordt nog meer afgeleid als er een
triomfkruis
op geplaatst wordt.
We hebben toch nog een probleem wanneer we zeggen dat de triomfboog tussen koor en de rest staat: wat noemen we het 'koor'?
De meeste literatuur gaat uit van het 'koor als bouwkundig deel van de kerk'. Maar in de loop van de middeleeuwen werd in veel kerken
een steeds groter gedeelte van de kerk gebruikt als 'koor', zeg maar 'priesterkoor'. Dat 'koor naar de functie' nam soms ook
viering in beslag. Met name in Duitse literatuur wordt daarom de boog tussen viering en
middenbeuk
de triomfboog genoemd.
Logisch is dat niet, want niet zelden wordt ook een deel van het middenschip als koor gebruikt.
Heeft een kerk geen koor, dan heet de boog die de halfkoepel van de absis afsluit de
absisboog".
Tekst: Jean Penders (01-2017). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders